In 1994 is besloten de ouderenzorg op termijn uit de AWBZ te gooien. Dit gebeurde onder paars I (kabinet Kok: PvdA en VVD)
Een reconstructie:
Zalmnorm, het
trendmatig begrotingsbeleid en de AWBZ (vanaf 1994)
- Zalmnorm: de
uitgaven mogen niet hoger zijn dan een vooraf afgesproken plafond. Het maakt dus
niet meer uit wat er binnenkomt, de uitgaven zijn vooraf vastgesteld. Er is een
scheiding (schot) tussen de inkomsten en de uitgaven.
- Komt er meer binnen
dan het afgesproken plafond, dan heet dat een ‘meevaller’.
- Deze meevallers zijn
grotendeels gebruikt voor lastenverlichting (,PvdA - Kok, Paars I) en voor lastenverlichting
en aflossing van de EMU-schuld (Paars II)
- Vanaf 2001 heet deze
lastenverlichting: heffingskortingen
- Er is een verschil
tussen belastinggeld en premiegeld. Premiegeld is NIET van de overheid. De
overheid treedt op als beheerder van dit geld, maar mag het niet naar eigen
(politiek) believen uitgeven, zoals belastinggeld. Premiegelden zijn geoormerkt
en met de premie opbrengsten moet de bijbehorende verzekering gefinancierd
worden.
- art. 17, lid 3 AWBZ:
“De premie wordt aangewend ter dekking
van de kosten van zorg en van vergoedingen die aan de uitvoering van deze wet
voor de zorgverzekeraar zijn verbonden.”
- Het aanwenden van
premiegeld voor iets anders dan de AWBZ (gedurende deze jaren ) zou men als
onrechtmatig kunnen bestempelen: een doen of een nalaten in strijd met een
wettelijke plicht. Een wettelijke plicht waaraan ook de overheid zich heeft te
houden.
De onhoudbaarheid
van de AWBZ is gecreëerd
Iedere Nederlander
betaalt een jaarlijks vast te stellen premiepercentage AWBZ over z’n bruto
loon. De totalen van de Nederlandse bevolking worden o.a. bijgehouden door het
CBS en het CVZ. De laatste kolom geeft aan hoeveel geld er jaarlijks feitelijk
is afgedragen door de bevolking, maar nooit op het jaarverslag van het Rijk
terecht is gekomen als zijnde ‘awbz-afdrachten’. Tussen 1994 en 2001 is ruim 17 miljard euro
verdampt. Vanaf 1968 tot 1994 komt het brutoloon maal het premiepercentage
(gele kolom) overeen met de officiële
(CBS) premieafdrachten (kolom 5). Vanaf
1994 ontstaat er een afwijking, die steeds groter wordt. Zeven jaar lang (tot
2001) is er geen verantwoording van de regering met betrekking tot dit geld.
Dit heeft mede te maken met het feit dat de Algemene Rekenkamer niet ‘gaat’ over
de premie afdrachten, wel over belastinggeld. Premiegelden behoren immers niet
tot het budget van het Rijk, maar blijven van het volk.
- In 2001 worden de
wettelijke heffingskortingen geïntroduceerd. Een lastenverlichting voor de
bevolking, gefinancierd door AOW en AWBZ premies.
- Vanaf deze periode
wordt regelmatig melding gemaakt van het feit dat we 300 euro per maand AWBZ
premie betalen en dat ‘we niet nog meer kunnen vragen’.
- Er wordt geen
melding gemaakt van het feit dat die 300 euro niet klopt. Het is 200 euro,
omdat 100 euro direct weer terugvloeit naar de burger via de heffingskortingen.
Kamervragen hierover (Renske Leijten, SP) worden naar waarheid beantwoord -het
is inderdaad 200 euro-, maar in publicitaire uitingen van de regeringen blijft
het bedrag van 300 euro staan.
De vraag doet zich
voor waarom een regering -ook na de beantwoording van de kamervragen- blijft
volhouden dat er per Nederlander maandelijks 300 euro wordt betaald als het
aantoonbaar en ook naar eigen zeggen niet waar is?
- In de jaren 90 zijn
veel publicaties verschenen met betrekking tot de AOW en de financiële
houdbaarheid daarvan in verband met de naderende vergrijzing. De financiële
consequenties daarvan waren dus bekend.
- Dat dezelfde
problematiek ook een druk op de AWBZ zou leggen, mag je als net zo bekend
veronderstellen.
- Toch wordt er in
1994 besloten tot een jaarlijkse lastenverlichting middels ‘meevallers’, in
plaats van sparen voor de toekomst (het dak repareren als de zon schijnt).
- Aangezien de
uitgaven voor de AWBZ vooraf bekend zijn (zalmnorm), betekent dit dat bv. het
overschot van 1 miljard in 1994 eveneens vooraf berekend is. Premies worden
berekend, ze komen niet uit de lucht vallen. De meevallers zijn geen
toevalstreffers (mbt tot dit onderwerp) maar ze zijn gecreëerd.
- Men had in die tijd
ook de keuze kunnen maken om van het AFBZ (spaarpot van de AWBZ) in plaats van
het bestaande omslagsysteem, een kapitaaldekkend (spaarpot) systeem kunnen
maken. Men had een fonds kunnen creëren, vergelijkbaar met de pensioenfondsen
omdat de wetenschap over de naderende extra hoge kosten door de vergrijzing
volop aanwezig was.
- Dat is niet gebeurd.
Er is dus een welbewuste keuze gemaakt om de AWBZ in de toekomst onhoudbaar te
maken. En wel op een dusdanige wijze dat er op het moment van de vergrijzing
weinig meer aan te doen is. De bevolking wordt voor een fait accompli gesteld.
Wellicht is de herhaalde (en kritiekloos overgenomen) 300 euro per maand wel
een goed middel om het beroemde draagvlak te creëren.